vrijdag 30 maart 2012

De maagd van Spakenburg

Het zou het laatste trainingsrondje voor de secretaris en de penningmeester worden. Daarna moest het maar echt gebeuren. Te veel voorbereiding is ook niet goed.
Er stond een harde noordwesten wind. Verstandig is het altijd om tegen de wind in de beginnen, zodat je op de terugweg genoeg hebt aan je verminderde energie. Als je in Almere begint, zit er niet veel anders op dan naar Amsterdam te fietsen, een stad waar men het niet altijd even nauw neemt met de zeden, dus onze vrome pelgrimsbroers besloten dat Sodom en Gomorra maar links te laten liggen. Een ritje richting Nijkerk en dan terug over het stichtelijke Bunschoten/Spakenburg leek hen veel geschikter als voorbereiding op een pelgrimage.


De tocht ging voorspoedig, de fietscomputertjes wezen constant boven de 30 km per uur aan, dus weldra werd het keerpunt bij de brug bij Nijkerk bereikt. Tegen de wind in ging het even anders. Gelukkig beheersten onze beide pelgrims de kunst van het waaierrijden tot in de perfectie. Al die uren voor de buis bij de voorjaarsklassiekers leverden wel degelijk rendement op.

De secretaris was nog nooit in Spakenburg geweest en stelde zich zo voor dat vrome vrouwen in lange rokken hun kinderen van de School met den Bijbel ophaalden terwijl hun stoere mannen het water op waren voor de palingvangst onder het luid zingen van Psalmen.

Daar fietsten onze beide broers de kade van het haventje op. En de secretaris kon zijn geluk niet op toen hij daar ook nog een klein café zag. Vrolijk zetten hij de evergreen van Pierre Kartner in:


daar aan dat kleine café aan de haven
daar zijn de mensen nog blij en tevree
daar in dat kleine café aan de haven
telt wie je bent of je geld niet meer mee

Maar als je geld niet meer meetelt, is het voor de penningmeester niet zo interessant meer, dus die wilde verder kijken. De secretaris wierp nog een verlangende blik op het café, maar besloot de penningmeester toch maar te volgen.
Een rondje om de kerk leverde echter geen zichtbare horeca op. De secretaris bedacht dat om de volgende hoek het kleine café weer lag. Terwijl hij de bocht omkwam, botste hij bijna tegen een Spakenburgs meisje. Ze droeg een leren jasje en een spijkerbroek spande ongelooflijk strak om haar billen. Een weelderige bos kastanjebruin haar omlijstte een brede glimlach. De secretaris had moeite niet van zijn fiets te vallen.


“Dag mannen, komen jullie lekker binnen een slokje drinken,” zei ze met een uitnodigende lach en een intonatie waaruit overduidelijk bleek dat het wat haar betreft niet bij een slokje hoefde te blijven.
De secretaris was al op weg naar een plekje om zijn fiets te parkeren. Het bordje dat het daar verboden was, negeerde hij maar. Hij had thuis nog vier Compostela’s liggen waarvan één uit een heilig jaar, dus af en toe eens tegen een gebod zondigen, moest toch kunnen.

“Leuk meisje,” zei de secretaris in een vergeefse poging enige opkomende wellust de kop in te drukken.
“Ze heeft anders wel puistjes in haar gezicht,” antwoordde de penningmeester.
Echt weer de penningmeester, dacht de secretaris, zit je eens een keer vet in de credit, ziet hij wel weer een paar debetposten.
Zonder te antwoorden ging de secretaris vastbesloten het café binnen. De penningmeester volgde schoorvoetend.

Binnen zaten twee bouwvakkers aan een frites stoofvlees en aan de bar dronk een vrachtwagenchauffeur een kop koffie. Het meisje zat al aan de bar en bestelde een pilsje.
Ondertussen hielp ze een rolcontainer uitpakken die de chauffeur had gebracht. Blijkbaar had het meisje ook een functie in de horeca.  
“Dag heren, wat mag het zijn?” riep de barman.
“Doe mij maar een uitsmijter,” antwoordde de penningmeester veelbetekenend.

Nadat de uitsmijters verorberd waren, liep de secretaris naar de bar om nog een kop koffie te bestellen. De penningmeester hoefde niets.
“Zijn jullie een dagje aan het fietsen?” vroeg het meisje.
De secretaris legde uit dat ze aan het trainen waren voor hun pelgrimage naar Santiago.
“Hebben jullie dan een zonde begaan?”
“Nog niet,” het was eruit voor hij er erg in had.
“Ik vind het leuk om een beetje met te klanten te kletsen,” zei het meisje tegen de barman en de chauffeur die de conversatie met belangstelling volgden.
“Daarom zit ik hier ook even, op mijn route zijn er zat mensen die de bek niet los doen,” beaamde de chauffeur met een Achterhoeks accent.
“Je kunt alleen niet alles tegen de klanten zeggen,” antwoordde de barman terwijl hij naar het meisje keek, “alleen dat moet jij nog leren.”
Er viel een pijnlijke stilte.
De secretaris liep weer terug naar zijn plaats.

Het meisje kwam naar de penningmeester toe. In haar hand had ze een schaal bittergarnituur.
“Een lekker worstje heren?”
“Nou,”  zei de secretaris terwijl hij een prikkertje in een stuk vlees stak.
“Eet maar lekker, ik kom straks nog wel een keer langs.”
“Maar dan zijn wij al weg,” antwoordde de penningmeester.
“Ja,” beaamde de secretaris dromerig, hoewel hij het liefst de rest van de middag hier met het kastanjebruine meisje worstjes zou prikken.”

Het meisje zat al weer aan de bar.
“Lekker hè,” zei het meisje terwijl ze de secretaris veelbelovend aankeek.
“Heerlijk,” hoorde de secretaris zichzelf zeggen, hoewel hij een hekel had aan dat woord.
“Dat komt omdat ik het geserveerd heb,” zei het meisje met de nodige zelfkennis.
De secretaris voelde zich rood worden.
“Ik ga afrekenen,” zei de penningmeester.




Trappend tegen de harde wind reden ze het dorp weer uit.
“Mooi hè,” zei de penningmeester, terwijl hij naar het stadion van de IJsselmeervogels wees.
De secretaris antwoordde niet, hij wist wel mooiere dingen.
In plaats daarvan ging hij vol in de wind rijden als boetedoening voor zijn zondige gedachten. Straks werd hij nog het zwarte schaap van het genootschap.



En terwijl hij naar lege Eemland keek dat veel gelijkenis vertoonde met de meseta wist hij dat dit hun laatste trainingstocht zou zijn. Van al dat prepelgrimeren kreeg je maar losbandige gedachten. Ze moesten nu maar eens echt naar het graf van onze apostel in Santiago fietsen.
P.S. Zondag 15 april is het zover. Rond 10 uur in de morgen vertrekken onze helden vanaf de faunabuurt in Almere (en voor de criminelen die deze weblog lezen: hun vrouwen blijven thuis om de wapens te poetsen).
Tijdens onze pelgrimage is er elke dag een nieuw avontuur te lezen. We zouden het leuk vinden als u ons volgt en af en toe eens een berichtje plaatst.

Want zonder uw bericht blijft onze weblog zo leeg als het polderlandschap bij Spakenburg

Bas en André Brouwer



2 opmerkingen:

  1. Emmie de Vlieger5 april 2012 om 14:10

    He andre, ik geniet van de verhalen en kan er smakelijk om lachen. Ik ga je zeker volgen! Goede reis, let op de penningen!

    BeantwoordenVerwijderen
  2. Beste Andre,
    dank voor het mooie verhaal over je ouders en je eerste pelgrimage.
    Wat een liefdevolle actie van je vader, zo'n dagboek!!
    Net als jij heb ik mijn baas om 2 maanden verlof gevraagd - en ga ik dus 2 mei met de trein naar Dax, en braaf via de inlooproute (van prepelgrimeren komt er bij mij niet zoveel) naar St.Jean. Helaas is mijn moeder vorig jaar overleden (mijn vader al 17 jaar geleden) en kunnen zij niet zo'n mooi dagboek bijhouden. Het zal dus ook eerder een weblog-achtig gebeuren worden...
    Ik wens jou en Bas een hele fijne reis samen, genietend van alles wat aan moois op jullie pad komt!
    Anne Heynen

    BeantwoordenVerwijderen